Landjepik door Palmolieplantage
Boeren en inheemse volken moeten weg
– misamis oriental
"We zijn door hen ons land, ons levensonderhoud en mogelijk onze waterbron verloren," aldus Consolacion Payla, 66 jaar oud en inwoner van Opol, Misamis Oriental.
Door Janessa Ann J. Ellao (Foto: Amihan Northern Mindanao Region)
Cagayan de Oro, Misamis Oriental – In iedere gemeenschap is de drinkwaterbron de bron van haar bestaan. De palmolieplantage in Opol, Misamis Oriental, die de bron van schoon lokaal drinkwater in gevaar brengt, pleegt zo niet alleen inbreuk op de landrechten van de inheemse volkeren in de regio, maar bedreigt ook de kern van hun bestaan.
"Ik ben kwaad, omdat het bedrijf dat de palmolieplantage beheert zijn beloftes niet nakomt. We zijn door hun toedoen ons land, onze bron van bestaan en mogelijk onze bron van drinkwater kwijt,” zegt de 66-jarige Consolacion Payla in haar inheemse dialect. Payla is een van de inheemsen, die het opnemen tegen de palmolieplantage in het dorp Limbasan in Opol, Misamis Oriental.
Nakeen Corporation, een dochteronderneming van A Brown Energy and Resources Development, Inc., verkreeg van de Filippijnse overheid een vergunning voor de verbouw van gewassen op meer dan 600 hectare openbare grond in Opol, Misamis Oriental, hierbij verzekerd van bijbehorende fiscale voordelen voor het 2,92 miljoen euro kostende project. De exploratiefase ging in het najaar van 2010 van start.
Gregory Domingo, Staatssecretaris van Handel en Voorzitter van de Raad van Investeringen, stelde, dat gezien de sterke binnen- en buitenlandse vraag naar palmolie de productie alleen verhoogd en verbeterd kan worden middels een uitbreiding van de teelt van palmbomen op het platteland.”
Palmbomen worden ongeveer 9 meter hoog, 25 jaar oud en produceren trossen kleine rode vruchten die bestaan uit een olieachtige pulp. De zaden (palmpitten) zijn rijk aan olie. De palmolieplantage in Opol, Misamis Oriental heeft een productiecapaciteit van meer dan 13.000 ton verse fruittrossen per jaar en zou daarbij aan 209 mensen werk bieden.
A Brown is in januari 2011 begonnen met de aanplant van de palmbomen. De commerciële exploitatie staat gepland voor januari 2014. Payla stelt dat het bedrijf nu al van invloed is op het leven van de inheemse bevolking. De Lumads gemeenschap vreest dat hun drinkwaterbron vervuild en vergiftigd is door de schadelijke chemicaliën die op de palmbomen worden gespoten.
"Nu moeten we water uit de stad halen. We lopen lange afstanden, enkel om in onze drinkwaterbehoefte te kunnen voorzien," aldus Payla. Ze voegde hieraan toe dat ze ook de koeien die uit de rivier in hun gemeenschap drinken, nauwlettend observeren.
Inbreuk op de landrechten
Behalve de watervervuiling zijn de Lumads ook verjaagd van hun land en daarmee beroofd van hun levensonderhoud. Payla heeft momenteel nog maar één van de zes hectare land die zij en haar familie voorheen bebouwden. Zij zegt, dat dit land oorspronkelijk eigendom was van haar voorouders, totdat de industrieel Carrey in 1951 in hun gemeenschap kwam en hun land opeiste.
"Hij kwam uit Luzon," legde Payla uit, toen haar naar nadere details over wie Carrey was, werd gevraagd. Carrey zette hun rijstvelden om in grondgebruik voor veehouderij. Haar man werkte daarop voor Carrey en toen hij enkele jaren later vertrok, zijn enkele stukken land - die zij nu Carrey’s weide noemen - aan de Payla familie toegekend.
Maar met de komst van A Brown is hen het grootste, zo niet het gehele, landeigendom van hun familie ontnomen. Dit is de gehele gemeenschap overkomen. Op de vijf hectare grond die zij aan A Brown verloren, werden 580 bananenbomen, 64 kokosbomen, vier tropische jackfruitbomen en een mangoboom geteeld. "Wij waren hier al voordat zij kwamen. Hoe kunnen zij zo simpelweg ons het land voor ons levensonderhoud afnemen?"
Volgens Payla voldoet hun gewasproductie momenteel enkel aan hun dagelijkse basisbehoeften. Om de eindjes aan elkaar te knopen, verkopen zij sprokkelhout, waarmee zij ruwweg 0,08 euro per 100 bundels hout verdienen. Hiermee kan slechts een keer per maand zout en gedroogde vis gekocht worden.
Intimidatie en bedreigingen
Zij die het durven op te nemen tegen de palmolieplantage worden bedreigd. De lokale inheemse organisatie “Pangalasag” - wat letterlijk inheems schild betekent – verklaarde aan de regionale inheemse organisatie “Kalumbay” dat hun inheemse leiders en leden op 24 september 2011 zijn geïntimideerd en lastiggevallen.
Actieve leden van hun organisatie worden in de gaten gehouden, zijn naar verluidt lastiggevallen middels dreigende sms-berichten en zijn mishandeld door bewakers van het bedrijf. "De systematische schending van hun rechten door het bedrijf is voor de buitenwereld onopgemerkt gebleven, vanwege de afgelegen ligging van de gemeenschap, alsmede de lage alfabetiseringsgraad van de slachtoffers om verhaal te halen bij de rechtbank," aldus de verklaring.
Op 10 maart 2011 om ongeveer 11 uur waren de leden van Pangalasag: Edwin Barangot, Jemar Armilla, Fausto Magpulong, Raul Magpulong, Jose Paborada, Dante Paborada en Ruel Tagupa op weg om de bamboesoort ‘bagacay’ te verzamelen, maar keerden terug toen zij tijdens een rustpauze door een gewapende groep tegengehouden werden.
"Ze schoten op ons en we renden voor ons leven," vertelde Armilla in een interview aan Bulatlat.com. Hij vertelde hoe hij achterbleef en zich verschool achter een struik. Helaas werd hij gevonden door een man die zichzelf identificeerde als lid van het Nationale Onderzoeksbureau (NBI). "Laten we hem nou maar afmaken. Dan rot hij hier gewoon weg en niemand zal hem zoeken,” citeerde Armilla een van de leden van de gewapende groepering.
Barangot gaf zich over bij het zien van de man die een pistool op Armilla richtte. Hij kreeg handboeien om en werd op zijn been geslagen. Zowel Barangot als Armilla werden naar het politiebureau van Opal gebracht, waar zij gedurende twee uur werden vastgehouden. Een van de NBI agenten sloeg Armilla drie keer op zijn borst. Uiteindelijk werden de twee overgebracht naar het NBI provinciekantoor in Cagayan de Oro City, waar ze een nacht lang werden vastgehouden. Ze werden door de NBI beschuldigd van een directe aanval.
Barangot en Armilla zijn voor 225 euro op borgtocht vrijgelaten.
Zij vernamen later dat A Brown de NBI en de politie had ingeschakeld omwille van een aantal "gewapende mannen” die zij in de plantage zagen rondzwerven. Armilla gaf aan dat het overduidelijk was dat zij niet de "gewapende mannen" waren waar A Brown naar refereerde. Hij vertelde Bulatlat.com dat hij een landarbeider was in een nabijgelegen kokosplantage, en daarmee slechts 1,95 euro per dag verdiende.
Meer rechtenschendingen in het verschiet
Kalumbay voorzitter Jomarito Goaynon gaf aan dat lokale overheden in de meeste gevallen toestemming verlenen aan grote bedrijven om het land te bewerken, zelfs als de lokale bevolking – in dit geval de inheemse stammen - dit niet toestaan.
Om de inwoners af te dwingen de plantages in hun gemeenschap toe te laten, zouden bedrijven, volgens Goaynon, ambtenaren op dorpsniveau inhuren om de gemeenschap “op andere gedachten te brengen”. Afgezien van de twee boeren die afgelopen maart gevangen werden gezet, heeft Goayon’s organisatie ten minste vijf gezinnen gedocumenteerd die lastiggevallen werden door beveiligers van A Brown of lokale beambten, sinds het bedrijf eind 2010 met diens exploratiefase begon.
Goayon vertelde voorts dat de schadelijke chemicaliën die op de palmbomen worden gespoten, ernstige schade kunnen berokkenen aan hun gewassen, zoals kokos, maïs en rijst. Het ergste is volgens hem, wanneer de chemicaliën de drinkwaterbron van de gemeenschap aantasten.
Hoewel er momenteel nog geen militaire eenheden zijn ingezet in het gebied, gaf Goaynon aan, dat men verwacht dat dit binnenkort zal gebeuren. Het incident waarbij Armilla en Barangot onder schot meegenomen zijn en aangeklaagd werden bij de rechtbank, is een teken dat meer mensenrechtenschendingen in het verschiet liggen.
"Wij geloven niet dat er een gewapende groep in het gebied is, ook niet de NPA," verwijzend naar de communistische New People's Army. “Dit zijn slechts tactieken om de gemeenschap het stilzwijgen op te leggen vanwege hun strijd tegen de palmolieplantage," vertelde Goaynon Bulatlat.com in een interview.
Goaynon zei, dat het nu aan de nationale overheid is om de vergunning die aan A Brown werd toegekend in te trekken. "De palmolieplantage zal de nationale economie niet tot dienst zijn, daar de gewassen niet voor lokale consumptie zijn bedoeld. We zullen bij de betrokken overheidsinstellingen onze formele klacht indienen om de plantage een halt toe te roepen."
Payla geeft aan zich aan te sluiten bij de strijd tegen de palmolieplantage. "We zijn niet bang, omdat ik weet dat wij de rechtmatige eigenaren van het land zijn dat wij bebouwen.”